C-potentie


In de 4e editie van het Organon wordt de ‘wacht en observeer’ methode gepresenteerd. Als er een verbetering is na toediening van de eerste dosis van het geneesmiddel, is herhaling uitgesloten. Alleen wanneer er een duidelijke terugval is, mag er een tweede dosis toegediend worden. Deze beperking werd ingevoerd om een onderbreking van genezing door een vroegtijdige herhaling te voorkomen. Een vroegtijdige herhaling veroorzaakt vaak een terugval en ook bijverschijnselen van het medicijn. Deze vermenging van natuurlijke en geneesmiddelsymptomen vertraagt het genezingproces.

Vooral bij hardnekkige chronische ziekten is de bovengenoemde methode verre van optimaal. Veel chronische patiënten verbeteren op deze wijze maar langzaam gedurende een periode van maanden of jaren onder invloed van een constitutioneel middel. In de 5e editie van het Organon wordt het geven van het middel (in de C-potentie) in vloeistof geïntroduceerd. Deze vloeistof moet voor inname telkens geschud worden en de dosis moet aangepast worden aan de gevoeligheid van de patiënt. Hierdoor zijn de criteria voor herhaling aangepast. Er moet nu herhaald worden als er geen duidelijke, toenemende verbetering is. Dit is de ‘middenweg’ methode. Op deze wijze wordt de genezing beduidend versneld. Deze methode leidde tot de ontwikkeling van de LM-potenties in de 6e editie van het Organon.

Als een geneesmiddel dus in droge vorm toegediend wordt, moeten de regels van de 4e editie van het Organon gevolgd worden. Door de potentie, dosis en herhaling af te stemmen op de patiënt kan er acceptabel met C-potenties gewerkt worden. Zeker in het geval van een vitale of niet-gevoelige patiënt is een evt. (begin)verergering dan minimaal. Als een zwakke patiënt een C-potentie gegeven wordt, vooral in een te hoge potentie, kan een lange, zelfs fatale beginverergering het resultaat zijn. Dit wordt veroorzaakt door de intensievere dan de oorspronkelijke ziekte, boven draagkracht van de vitaliteit weg te werken geneesmiddelverstoring en te intense genezingscrisis, die boven op het al bestaande lijden komen.

Een voordeel van het werken met C-potenties in droge vorm is, dat een gelijksoortige verergering vooraf aangeeft dat genezing in principe mogelijk is en dat het middel goed gekozen is. Dit geldt niet voor een overgevoelige, prikkelbare patiënt die op elk middel een geneesmiddelproef doet, waarbij beter LM-potenties gebruikt kunnen worden.

Als er geen beginverergering is bij gevallen met een sterke constitutie, is het waarschijnlijk dat het middel maar gedeeltelijk gelijkend was. Dit hoeft niet altijd het geval te zijn, want als het middel, potentie en dosis exact afgestemd zijn op de patiënt treedt er in principe geen verergering op, maar dit zal vaak niet het geval zijn, waardoor er meestal toch een korte heftige verergering zal optreden. Dit is dus geen directe indicatie dat het gekozen middel niet het simillimum zou zijn.

In acute ziektes betekent een directe verbetering zonder maar de minste verergering veelal dat het middel niet diep genoeg werkt en dat herhaling waarschijnlijk nog nodig is. De beste reactie is als hier de verbetering geleidelijk komt na een lichte soms niet eens waar te nemen verergering en pas een paar uur na inname verbetering merkbaar wordt. Bij de meeste acute casussen werkt bijna elke potentie die verwijderd is van de grondstof genezend, mits het middel juist gekozen is. Het moet wel frequent herhaald worden. De medium en hoge potenties werken veel beter in zulke gevallen en bewerkstellingen veel sneller een positieve reactie dan de lagere potenties.

Sommigen type patiënten reageren beter op C-potenties, omdat deze schaal in hun geval gelijksoortiger is. Hahnemann zegt van de C-potentie dat deze heftig inwerkt en de neiging heeft te verergeren aan het begin van een chronische behandeling. De LM-potenties zijn geleidelijk en hebben de neiging om aan het eind van de behandeling te verergeren. Hierin blijkt het verschil in karakter van de beide potenties. Hahnemann gebruikte voor chronische ziekten vooral de LM en in acute ziekte de C-potenties. De C-potentie lijkt in karakter het meest op een acute ziekte, met een heftige plotselinge inwerking, crisis en acute verergeringen. De LM-potentie lijkt in karakter op de chronische ziekten, met een geleidelijk en langzaam ontwikkelend proces, welke verergert in de een later stadium van de ziekte. De toepassing van LM’s bij chronische, en C’s bij acute ziekte is geen strikte regel, maar het geeft inzicht in het karakter van de potentiesoort, waardoor ook hiermee individueel gewerkt kan worden. De hogere C-potenties zijn uitstekend geschikt in acute aandoeningen en crises, ze werken ook vaak goed bij chronische verstoringen in het functionele stadium. De meeste problemen bij het gebruik van de hoge en hoogste C-potenties treden op in chronische ziekten met miasma’s, onderdrukking, iatrogene ziekte en organische pathologie. In deze gevallen zijn de LM’s meer geschikt.

Een voordeel van de C-potentie is dat de potentiehoogte ook individueel op de patiënt afgestemd kan worden. De similliteit hangt namelijk af van het gekozen middel, de dosis en de potentie. De juiste potentie van het passende middel kan hierdoor in sommige gevallen een duurzamer, intenser en daardoor een effectiever genezend effect tot gevolg hebben.

Ditzelfde gegeven kan vaak juist ook een nadeel betekenen, omdat de juiste potentie geselecteerd moet worden voor de meest optimale reactie.

Pulford:
1. Het juiste simillimum gecombineerd met de correcte potentie wordt het perfecte simillimum.
2. In welke casus dan ook, het maakt niet uit hoe ernstig of gecompliceerd, kan het perfecte simillimum het stellen zonder enkele vorm van andere middelen, zonder rekening te houden met de miasmatheorie en in de meeste gevallen zonder een enkele herhaling. 3. Het perfecte simillimum werkt direct, continu en zonder verergering.

Hij geeft als potentie 10M en hoger voor chronische, geneeslijke gevallen. Voor sub-acute casussen waarbij de onderliggende chronische ziekte niet actief is C30, C200, 1M.


Terug